To be or not to be: wendbaarheid, flexibilitit, en ‘agility’, in een assessment-game. Of: hoe ik mijn diploma probeer te halen. (deel 2)

Een plan is slecht als het niet gewijzigd kan worden.

Publilius Syrus

In 2000 introduceerden de Amerikaanse psychologen Robert Eichinger en Michael Lombardo de term ‘agile learning’ met betrekking tot de mate waarin iemand zichzelf kan ontwikkelen in veranderende omstandigheden. Aigility is the willingness and ability to learn new competencies in order to perform under first-time, tough, or different conditions. De term ‘agile’ , oftewel ‘lening, wendbaar’ werd al snel immens populair in de wereld van onderwijsdeskundigen, organisatie-ontwikkelaars, arbeidscoaches en managers. Toch ontstond er rap een probleem: Eichinger en Lombardo koppelden een kleine tachtig gedragsindicatoren aan hun begrip, en dat zorgde in de praktijk ervoor dat ‘agile learning’ al snel een verzamelnaam werd voor de meest uiteenlopende methodieken en visies. ‘Agility’ werd al snel een modewoord, waar iedereen zijn eigen invulling aan gaf (typ voor de lol de term ‘agile learning’ in op je zoekmachine, en verbaas jezelf). Lees hier meer over het onderzoek van Eichinger en Lombardo

Een aantal jaar (in 2015) later deden de onderzoekers DeRue, Ashford en Myers een poging om het begrip ‘agile learning’ nauwer te definiëren. Zij brachten de omschrijving terug tot zes processen: drie cognitief (‘cognitive simulations’, ‘counterfactual thinking’ en ‘pattern recognition’) en drie gedragsmatig (‘feedback seeking’, ‘experimentation’ en ‘reflection’). De mate waarin ‘agile learning’ tot zijn recht kwam hangt mede samen met de omgeving waarin de persoon zich bevind: er moet sprake zijn van ‘development challenge’ (een stijgende moeilijkheidsgraad), ‘complexity’ en ‘psychological safety’ en ‘focus on ‘being right’ (de mate waarin fouten maken wordt geaccepteerd).

Het model dat DeRue, Ashford en Myers ontwikkelden bleek een uitstekend handvat bij het ontwikkelen van mijn afstudeergame. Wat meer is: hun model is van toepassing op het gros van de spelen (gokspelletjes daargelaten: wie daar een fout maakt is gelijk zijn inzet kwijt). Neem een spel als schaken. Een succesvolle schaker kan meerdere oplossingsvarianten bedenken en in zijn hoofd visualiseren, hij kan zijn tactiek kritisch onder de loep nemen, hij herkent patronen bij zichzelf en de ander (en kan daar dus op variëren en improviseren), hij experimenteert met de meest adequate zetten, krijgt feedback uit het spel (winst of verlies van een stuk), en is na afloop in staat kritisch naar zijn eigen partij te kijken en daar verbeterpunten voor het volgende potje uit te halen. Probeer het systeem van de Amerikanen de volgende keer maar eens thuis uit, als je Cathan of Weerwolven speelt.

Het leuke is dat Hamlet in feite -grotendeels- hetzelfde doet. Bij hem is echter het probleem dat hij zóveel potentiële oplossingen ziet, dat hij in verwarring raakt, en uiteindelijk lange tijd in passiviteit en lethargie vervalt. Om dit probleem op te lossen is ‘snelheid’ of ’tijdgebrek’ nodig: er moet een beperkte tijd beschikbaar zijn waarin het probleem moet worden opgelost, zodat er niet te lang getwijfeld kan worden. Vergelijk het maar met James Bond die nog 1 minuut heeft om het juiste draadje -blauw of rood?!- door te knippen. Hij kan niet te lang aarzelen, hij móet iets doen.

Hamlet (Benedict Cumberbatch) als twijfelende held, die moeite heeft met flexibiliteit.

James Bond (Daniel Craig): een snelle aanpasser.

Wendbaarheid, flexibel, experimenteren, feedback krijgen, oplossingsstrategieën bedenken maar er -indien nodig- ook weer vanaf wijken: het bleek nog een hele klus om dit te vertalen in een game. Essentieel daarbij was de vraag in hoeverre de speler ‘betekenisvol handelt.’ Oftewel: zeggen zijn of haar handelingen en keuzes ook daadwerkelijk iets over de mate van ‘agility’ van de persoon? Zijn alle stappen die de speler zet, alle problemen waar hij mee wordt geconfronteerd, alle beslissingen die hij moet nemen ook gekoppeld aan de gedragsindicatoren?

Er is maar een manier om er achter te komen: testen. Momenteel ben ik druk bezig om het prototype van de game te testen, aanpassingen te doen, opnieuw te testen… De game -die zich afspeelt in een fictief land, waar de komst van een paar Nederlandse artiesten die een benefietconcert gaan geven om aandacht te vragen voor een bedreigd natuurgebied al snel leidt tot nationale en internationale complicaties- ontwikkelt zich stapje voor stapje, waarbij ik bijna elke dag wel op nieuwe uitdagingen stuit: hoe bepaal je de mate van complexiteit, hoe maak je gebruik van multi-media technieken, hoe organiseer je de logistiek, hoe breng je team- en individuele activiteiten met elkaar in evenwicht. Over twee maanden weet ik hopelijk in ieder geval een déél van de antwoorden.

To be or not to be: wendbaarheid, flexibilitit, en ‘agility’, in een assessment-game. Of: hoe ik mijn diploma probeer te halen. (deel 1)

Voor de eenzame generaal die een miljoen man tellend leger moet aanvoeren tegen een vijand zo woest als tijgers, hangen voor- en nadelen samen. In het gezicht van talloze veranderingen moet hij wijs en flexibel zijn; hij moet rekening houden met alle mogelijkheden. {…} hoe moet hij op omstandigheden reageren zonder wanhopig te raken? Hoe moet hij de zaken afhandelen zonder dat het me duizelt?

{…} Een generaal koestert gunstige veranderingen in omstandigheden.

Sun Tzu “De kunst van het oorlog voeren”

De legendarische Chinese generaal Sun Tzu (ca. 6e eeuw voor Chr.)

‘Acteren’ is eigenlijk ‘reageren.’ De spelpersonage wordt geconfronteerd met nieuwe, veranderende omstandigheden, waarbinnen hij of zij zich een weg moet zoeken om zijn of haar doel te halen. Wanneer Hamlet -nog maar net bekomen van het feit dat zijn vader dood is en zijn moeder is getrouwd met zijn oom- wordt opgeschrikt door de geest van zijn vermoorde vader, die hem opdraagt zijn dood te wreken, moet de jonge Hamlet -nog maar een puber, eigenlijk- in een chaotische, snel veranderende omgeving bepalen wat hem nu te doen staat. Flexibiliteit is een eerste vereiste, omdat hij niet weet wie hij kan vertrouwen. Hij moet zich aanpassen aan veranderende omstandigheden, zonder zijn doel uit het oog te verliezen.

Flexibiliteit: misschien wel een van de meest essentiële vaardigheden van de mens. Wat moeten we doen als het klimaat verandert, de techniek om ons heen zich ontwikkelt, er oorlogen uitbreken, de maatschappij in een razendsnel tempo transformeert? De mens heeft nooit stilgestaan (of dat een goede zaak is, is een andere discussie). De geschiedenis laat ons zien hoe de mensheid altijd heeft geworsteld om effectief om te gaan met veranderingen die -van binnenuit of buitenaf- ons bestaan hebben beïnvloedt. En zoals Darwin al merkte: wie het best in staat is zich aan te passen aan veranderende omstandigheden heeft evolutionair en streepje voor.

Darwin’s ‘The origin of species’. Aanpassingsvermogen of ‘agility’ als voorwaarde om te kunnen overleven in veranderende omstandigheden.

Flexibiliteit, aanpassingsvermogen, wendbaar leren, ‘agile learning’; het zijn termen die vandaag de dag niet haast meer weg te denken zijn uit een gemiddelde vacature voor willekeurig welke baan. Vreemd is dit niet: in een maatschappij die zo snel verandert, en waar kennis, vaardigheden en inzichten van twintig jaar geleden nu al achterhaald zijn, is aanpassen aan nieuwe omstandigheden essentieel. Het is niet voor niks dat ‘wat iemand kán’ minder essentieel begint te worden dan ‘wat iemand kan wórden.’ Psycholoog Carol Dweck hanteert een -enigszins schetsmatige- indeling tussen mensen met een ‘fixed- ‘ en met een ‘growth’ mindset. ‘Fixed’ houdt in dat iemand zichzelf als een min of meer statisch wezen beschouwd: er zijn bij de geboorte in potentie een bepaalde hoeveelheid kennis en vaardigheden meegegeven, en daar heeft iemand het maar mee te doen. “Zo ben ik nou eenmaal”, is een typische ‘fixed’ uitspraak. ‘Growth’ houdt in dat iemand zich ziet als een dynamische entiteit: er valt nog van alles te leren, te ontwikkelen. Het groeiproces is belangrijker dan het resultaat. Logisch dus dat Dweck (en met haar vele anderen) een ‘growth’ mindset als essentieel onderdeel ziet van wendbaarheid, en van flexibiliteit Lees hier meer over de theorieën van Carol Dweck.

De afgelopen jaren ben ik regelmatig als acteur ingezet bij assessments, en bij trainingen werving en selectie. Het viel me op dat er bij sollicitatieprocedures vooral wordt gefocust op de vraag wat iemand kan, en minder op de vraag hoe iemand zich kan ontwikkelen. Aan de hand van cv’s , STAR-methodieken, en allerlei soorten assessment-oefeningen kan er weliswaar een beeld worden geschetst van hoe iemand zich in het verleden heeft ontwikkeld, en hoopt men dat die ontwikkeling zich ook in de nieuwe baan voortzet, maar er wordt weinig gekeken naar de vraag in hoeverre iemand over dié competenties beschikt die maken dat diegene zich makkelijk, wendbaar en flexibel kan opstellen tegenover veranderende omstandigheden. Het leek me een spannende uitdaging voor mijn afstuderen als serious game developer: kan ik een assessment game maken die de ‘wendbaarheid’ van iemand kan meten?

De afgelopen maanden ben ik druk bezig geweest met het ontwikkelen van de game ‘De Fodor wouden’ . Het is een game die ingezet kan worden binnen assessments, om beoordelaars te helpen bij het beantwoorden van de vraag: “Hoe wendbaar is iemand?” Ik heb me voor deze game moeten verdiepen in leertheorieën, en in definities over veranderkracht, maar ook in crisismanagement, Windows paint, dance-music en de actieradius van een gemiddelde vrachtwagen. Over de vraag hoe twee Nederlandse popmuzikanten bijna een burgeroorlog op gang weten te brengen in een niet nader te noemen land, hoe een commercieel beveiligingsbedrijf klem komt te zitten tussen verschillende klanten, en hoe een stage-manager de wanhoop nabij begint te raken, daarover een volgende keer meer.

Wordt vervolgd…