Hou de leraar in ere!

Terwijl ik dit schrijf ligt Nederland plat. Opdrachten zijn afgezegd, de cultuursector maakt een ongekende crisis door, en Nederland weet bij God niet hoe ze hun vrije tijd moeten invullen. Boeken en spelletjes zijn populairder dan ze in jaren waren, kinderen spelen ineens weer op straat, en in Giethoorn en Amsterdam is het rustiger dan het in tijden was.

Intussen zijn docenten op alle mogelijke manieren bezig hun lessen op een andere manier te verzorgen dan ze normaal doen. Filmpjes op YouTube, Skype, chatten, maar ook complete lessen die door acteurs worden nagespeeld: plotseling blijkt er alle ruimte te zijn om te experimenteren met nieuwe onderwijsmethoden. Ik kreeg de afgelopen dagen een paar mailtjes en telefoontjes met de vraag of ik kon meedenken over hoe ‘normale’ lessen konden worden vertaald in e-learning modules. Als een rollenspel voor een assessmentbureau moet worden omgezet in een digitale variant, hoe moet dat dan?

Wat in ieder geval niet werkt is proberen om klakkeloos de oorspronkelijke les- of trainingsopzet te vertalen naar een digitale variant. Een computer is een ander medium dan een docent (gelukkig maar: stel dat dát ooit inwisselbaar zou worden), en heeft andere mogelijkheden en beperkingen. Om maar een voorbeeld te noemen: elke docent weet hoe hij of zij overzicht (zij het niet altijd overwicht) over een klas moet houden. Terwijl je je lesstof behandelt hou je de groep in de gaten: wanneer zijn ze geboeid, wanneer haken ze af? Blijft de trage leerling op rij 5 ook bij de les, of gebeurt dit enkel bij de gemotiveerde hoogvlieger vooraan?

Acteurs spelen een les na, de echte leerlingen volgen de les via internet

Ik heb de afgelopen dagen veel nagedacht over welk aspect van een docent niet overgenomen kan worden door een algoritme. En ik moest daarbij terugdenken aan mijn lessen Spel en Theatergeschiedenis die ik jaren geleden bij een theateropleiding gaf. Dat een acteerles niet via een beeldscherm kan worden gegeven lijkt me duidelijk, maar ook de Theatergeschiedenislessen lijken me niet zomaar via het internet overgebracht. Wanneer ik het verhaal vertelde over Oidipous of Antigone , als ik de opkomst van het theater in de Middeleeuwen uitlegde, of wanneer we het hadden over de rol van de Kultuurkamer in de Tweede Wereldoorlog (tekenen of niet tekenen, wat zou je doen?), dan merkte ik hoe de stof voor de studenten ging leven. En als we naar het Mauritshuis gingen om de dramaturgische effecten van lichtgebruik door Rembrand te onderzoeken, of de mise-en-scene op de schilderijen van Jan Steen, dan had dit een meerwaarde boven een soortgelijke analyse in het klaslokaal: de magie het aanschouwen van Rembrand is niet te vervangen door een afbeelding op een beeldscherm. Een algoritme werkt nou eenmaal meestal minder inspirerend dan een origineel.

Rembrandt: niet te evenaren door een afbeelding

Hoezeer ik ook de voordelen zie van e-learning (met zijn mogelijkheden voor simulaties, voor individuele en gedifferentiëerde leerlijnen: ik moet er niet aan denken dat een docent straks niet meer is dan een procesbegeleider; een vraagbaak die niet meer is dan een alternatief voor Google of Wikipedia.

Tegelijkertijd zie ik ook hoe in rare, chaotische, onvoorspelbare tijd er op alle mogelijke manieren wordt gekeken naar andere manieren om leerstof over te dragen. Docenten werken samen met game-developers, programmeurs, AV-specialisten, kunstenaars… met iedereen die hen kan helpen om hun kennis, vaardigheden en inzichten op een nieuwe manier over te brengen. Het is nog te vroeg om te zien welke methodieken wel en niet werken, maar de uitbarsting van creativiteit die ineens -noodgedwongen, maar dan nog- door het onderwijs knalt vind ik fascinerend om te zien. En misschien wel het meest belangrijk: deze innovaties worden niet geïnstigeerd door onderwijsdeskundigen, interim-managers, duurbetaalde adviesbureaus of methodiek-goeroe’s, maar door de professional die uiteindelijk nog steeds de spil is: de betrokken, creatieve, bevlogen, lévende docent.