Over boeken en dromen: de betekenis van spel in het magisch denken van de mens

Zou het lot hebben bepaald dat twee boeken op één en dezelfde dag mijn huis binnenkwamen? Het eerste was ‘Magisch denken’ van wetenschapsjournalist Matthew Hutson, en het tweede ‘Heerschappij’ van historicus Tom Holland (lees ze allebei, maar zeker de laatste!). In het eerste boek beschrijft Hutson waarom mensen zo vasthouden aan magisch denken (“Als ik maar schreeuw tegen mijn computer gaat -ie wel doen wat ik wil.” “Als ik een kruisje sla voor een wedstrijd heb ik een grotere kans om te winnen.”) “Magisch denken”, stelt Hutson, “stelt ons in staat om grip te krijgen op de onvoorspelbaarheid van het bestaan.” We kunnen moeilijk omgaan met de grilligheid van het noodlot, dus zoeken we naar manieren om ons zelf het idee te geven dat we invloed kunnen uitoefenen op dat lot. Door een bepaald t-shirt aan te trekken, door ‘positief te denken’, of door te bidden tot God.

‘Heerschappij’ sluit in zekere zin aan op het eerste boek. Holland analyseert op grondige en toegankelijke wijze hoe het Christendom de afgelopen 2000 jaar het westers denken heeft beïnvloedt: van taalgebruik tot moraliteit, van kunst tot wat we verwachten van relaties, alles is doordrenkt van Christelijk denken. Maar hij graaft dieper; zijn boek begint bij de Perzische en Assyrische godenwereld, wiens denken over goed en fout via de Griekse en Romeinse godenwereld en het Joodse monotheïsme uiteindelijk het Christelijk denken heeft beïnvloedt. Rode draad tussen beide boeken: het besef dat de mens wanhopig zoekt naar ordening van het chaotisch bestaan.

‘Strijd der Titanen’ van Rubens. De Griekse goden verslaan de Titanen, en ordenen daarmee het universum

Het doet me denken aan wat de beroemde cultuurhistoricus Johan Huizinga schreef in zijn boek over de spelende mens ‘Homo ludens.’ Bij Huizinga is spel eveneens een manier om de werkelijkheid te ordenen in regels, structuren, goed en fout, wij en zij. Hij verwijst onder andere naar de klassieke Olympische spelen, bedoelt om de Goden gunstig te stemmen, maar ook om de onderlinge band tussen de Griekse stadsstaten te versterken. En hoe deden ze dat? Door op strijd gebaseerde spelen. Worstelen. Speerwerpen. Hardlopen. Ook bij veel andere ‘primitieve’ (van ‘primus’; eerste, begin) volkeren is spel een manier om enerzijds de onderlinge saamhorigheid te bevorderen, en anderszins het kwaad (de duivel, demonen, kwade geesten) onder de duim te houden. Spel is conflict “Er is geen drama zonder conflict”, leren theaterdocenten hun studenten). En spel is tegelijkertijd een extreme vorm van magisch denken: het ordenen, en daarmee kunnen beheersen van de ons omringende wereld.

Yawari-ritueel, als voorbereiding op de strijd wordt een symbolische tegenstander verslagen

Even een sprongetje. Vannacht droomde ik twee dromen (magisch denken is ook: betekenis zoeken achter een droom, in plaats van het enkel te wijten aan elektronische stroompjes door mijn syntaxen). In mijn eerste droom was ik in gezelschap van een aantal oudere dames en heren. We discussieerden over de Tweede Wereldoorlog (ik moet er even bij zeggen dat veel van mijn dromen gaan over strijd en conflict, en vaak hebben ze WO II als achtergrond). In mijn droom voelde ik me diep verbonden met mijn gezelschap: we deelden dezelfde interesses, we waren mondig, beschaafd, hadden gevoel voor humor, we waren ‘ons soort mensen.’ Als ik er een amateurpsychologische betekenis aan mag geven: de strijd verbond en verbroederde ons, ook al vochten we niet daadwerkelijk (in andere dromen neem ik overigens vaak wel degelijk deel aan het gevecht).

Mijn tweede droom -diezelfde nacht, iets later- speelde zich af in een dojo, waar ik een les volgde in meditatie en zenboeddhisme. De les werd gegeven door een neef van me (een samensmelting van twee daadwerkelijke neven, waarvan één al jarenlang in boeddhistische leefgemeenschappen woont). Ook mijn moeder en één van mijn zussen waren er. Alles verliep vredig en rimpelloos, tot er aan het eind van de meditatie een klein jongetje ineens erg boos werd, hard begon te schreeuwen, en daarmee de serene rust verstoorde. Toch ontstond er geen conflict. Er kwamen een paar andere kinderen tevoorschijn, die het jongetje rustig en met speciale handgebaren meenamen, zonder dat er strijd ontstond, of dat er sprake was van dwang.

Ik werd wakker met een vol hoofd. De betekenis van de boeken die ik ;s avonds had gelezen vermengden zich met de beide dromen. Was ik dat jongetje? Kwam mijn verontwaardiging en drukte voort uit de angst voor rust, conflictloosheid, vrede? Een roep om aandacht? (Wat de vraag bij mezelf deed oproepen in hoeverre deze blogs ook niet een roep om aandacht zijn, diep in mijn hart? De behoefte om erkent te worden als iemand met verstand van zaken?) Waarom voelde ik me -nog steeds magisch denkend- kennelijk meer op mijn gemak in een gezelschap wat praatte over de oorlog dan in een situatie die rust, vrede, ontspanning bevatte?

Het dualisme zit ‘m er misschien in dat ik in mijn werk steeds bezig ben met conflicten, terwijl ik daarbuiten zoek naar stilte, balans, en evenwicht. In mijn boekenkast staan de boeken over geschiedenis en oorlog naast die over filosofie en taoïsme. Het taoïsme kent de prachtige term ‘Wu wei’; een doel bereiken door iets niét te doen (waardoor de kosmos, ook zo’n mythisch beeld) in staat is zichzelf te herstellen naar de natuurlijke orde, zonder dat er strijd of conflict aan te pas komt. Kennelijk leidt dat dualisme tot dergelijke dromen (nogmaals; als ik er van uit ga dat dromen daadwerkelijk betekenis hebben). Een van mijn lievelingsboeken, Sun Tzu’s ‘De kunst van het oorlogvoeren’ (5e eeuw voor Christus) legt een verband tussen beide conflicterende gebieden: strijd kan leiden tot balans, tot evenwicht (vergelijkbaar met Von Clausewitz beroemde uitspraak: “Oorlog is een voortzetting van diplomatie met andere middelen.”)

Als de strijd gestreden is ontstaat er ruimte voor iets nieuws. Maar eerst is er rust, stilte, ruimte voor introspectie. Kijken naar het heelal, en jezelf verwonderen over de nietigheid van de mens en de grootheid van het lot: mysterieus, onzegbaar, onbeheersbaar.

Ta’í chi: strijd en balans in één