Van een serious games-developer zou je verwachten dat -ie in zijn spaarzame vrije tijd het internet afspeurt op zoek naar nieuwe, populaire, grensverleggende, flashy games. Dat doe ik ook wel, maar tussendoor mag ik graag even simpel iets makkelijks uit de Microsoft-stal spelen. Een legpuzzel. FreeCell. Spider. Kost je vijf minuutjes, en daarna kun je weer door met waar je mee bezig was.
Sinds drie dagen staan een aantal van die spelletjes in spiegelbeeld. Zomaar, ineens. Ik heb nergens aangezeten, ik heb niet gedrukt op de toets ‘Spiegelbeeld’, mijn ogen doen het nog goed. Het inconsequente is bovendien dat de teksten in spiegelbeeld staan, maar het spelletje zelf niet. Ik zie niet ineens de andere kant van de kaarten (dan zou er ook gelijk weinig aan zijn), en de cijfers op de speelkaarten kloppen wél weer. Ik heb geen flauw idee hoe ik dit moet herstellen, dus speel ik nu maar met een half-gespiegeld, semi-consequent spel. “Het zal wel weer goedkomen”, denk ik bij mezelf, en hou me intussen het Taoïstische principe van Wu Wei voor: soms lost een probleem zich op, juist door níets te doen.
Maar het is wel kenmerkend voor mijn beeld van informaticasystemen: ze zijn onvoorspelbaar, grillig, hebben een eigen wil, en gedragen zich in feite als gepersonificeerde, tegendraadse types die doen waar ze zelf zin in hebben. Op sommige momenten voel ik me verwant met Super Grover, die probeert een vastgelopen computer te repareren door er op één been omheen te hinken, intussen heel hard ‘Wubba wubba’ roepend. (Bekijk het hilarische filmpje hier )
Nou ben ik gelukkig niet de enige. Onlangs werd becijfert dat de Nederlandse overheid naar schatting elk jaar tussen de € 1.000.000.000,- en € 5.000.000.000,- (een schatting overigens met wel zéér ruime uitersten) kwijt is aan mislukte ICT-projecten. Projecten bij Defensie, de Belastingdienst, de RDW of de Raad voor de rechtsspraak: elke keer gaat het mis. Doelen van een verbetertraject zijn onduidelijk, wensen worden halverwege het project bijgesteld, er wordt standaard te optimistisch gecalculeerd door de betrokken partijen, personele consequenties voor mislukte projecten worden niet of nauwelijks genomen, en de overheid ontbeert een schrijnend gebrek aan kennis en interesse voor complexe ICT-projecten. “Het is niet echt een sexy onderwerp”, lichtte een Tweede Kamerlid gisteren in De Volkskrant toe, naar aanleiding van de dreigende volgende mislukking: het compleet vernieuwen van de ICT-systemen bij het UWV.
Toch ben ik actief in een werkgebied waar de technische innovaties elkaar in hoog tempo opvolgen. Tijdens een beurs op de Nederlandse Politie cademie dit voorjaar presenteerden bedrijven zich met state-of-the-art innovaties: het laatste op het gebied van Virtual reality, sensoren die smaakpapillen en huidzenuwen kunnen beïnvloeden, interactieve simulaties, gedreven door complexe logaritmes. Ik liep er rond met een mengeling van fascinatie en verbijstering.
Toch is dat niet wat een serious game goed (lees: effectief) maakt. Toen afgelopen week studenten van Stenden – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (waaronder ik zelf, en mijn mede-masterstudenten) de resultaten van hun afstudeerprojecten presenteerden, werd ik getroffen door de eenvoud van sommige games: een relatief simpele simulatie van een woonkamer diende als uitgangspunt voor een interventie om eenzaamheid te verhelpen, en een game om jongeren te waarschuwen voor de snelle verspreiding van geslachtsziektes had een Cluedo-achtige vorm gekregen.
Een goede serious game staat of valt met een goed uitgangspunt, en met creativiteit bij de ontwerper. Technologie kan daar een zeer effectieve bijdrage aan leveren, maar mag nooit de overhand krijgen. Daar troost ik me mee, starend naar de spiegelbeeldige kaartspelletjes op mijn computerscherm.